Een moderne interpretatie / vertaling door Sietse Visser
Het is ongezien, want het is kleurloos; het wordt niet gehoord, want het is geluidloos; wanneer je zoekt om het te begrijpen, ontgaat het je, omdat het onlichamelijk is (niet-materieel).
Door deze eigenschappen kan het niet onderzocht worden, en toch vormt het een essentiële eenheid. Kunstmatig (~oppervlakkig) lijkt het diepzinnig, maar in zijn diepte is het niet obscuur (~duister, geheimzinnig, ondoorzichtelijk). Het is altijd al naamloos geweest! Het verschijnt en verdwijnt dan. Het is bekend als de vorm van het vormloze, het beeld van het beeldloze. Het wordt transcendentaal genoemd, zijn gezicht (of zijn lot) kan niet van voren gezien worden, of zijn achterkant (of herkomst) daarachter.
Maar door het vasthouden aan de Tao van de oudsten, kan de wijze man het heden (nu) begrijpen, want hij kent de oorsprong van het verleden. Dit is de aanwijzing naar de Tao.
Transcendentaal: ~ buitenzintuigelijk, grens onstijgend.
Original English translated text by Dwight Goddard en Henri Borel (1919)
It is unseen because it is colorless; it is unheard because it is soundless; when seeking to grasp it, it eludes one, because it is incorporeal.
Because of these qualities it cannot be examined, and yet they form an essential unity. Superficially it appears abstruse, but in its depths it is not obscure. It has been nameless forever! It appears and then disappears. It is what is known as the form of the formless, the image of the imageless. It is called the transcendental, its face (or destiny) cannot be seen in front, or its back (or origin) behind.
But by holding fast to the Tao of the ancients, the wise man may understand the present, because he knows the origin of the past. This is the clue to the Tao.
Foutje gevonden? Laat het me weten en ik corrigeer het. Opmerkingen en aanvullingen zijn ook welkom.